2046

Verleidelijk en weerbarstig

2046

2046, de langverwachte nieuwe film van Wong Kar-wai, is een ballade van gefnuikt verlangen. De schrijver Chow zoekt in fictie en in werkelijkheid, in heden, verleden en toekomst naar liefdesgeluk. Het resultaat is even weerbarstig als onweerstaanbaar.

Chow is terug. De hoofdpersoon uit het veelgeroemde In the Mood for Love heeft in Wong Kar-wai’s nieuwe film 2046 na een kort verblijf in Singapore zijn intrek genomen in kamer 2047 van een Hongkongs hotel. Het is eind jaren zestig, Chow werkt daar als schrijver en journalist en beleeft affaires met een aantal vrouwen in de kamer naast hem, nummer 2046. Ieder jaar viert hij kerstavond met een andere vrouw, gespeeld door onder andere Gong Li, Faye Wang en Ziyi Zhang. Maar telkens zal de relatie — of het nu een platonisch verhouding is, of een gepassioneerde, op seks gerichte relatie — geen stand houden. 2046 is zo een ballade van verloren liefdes geworden, zoals elke film van Wong dat in wezen is.

Wong heeft lang geworsteld met het voltooien van zijn achtste speelfilm en deze definitieve versie bezit niet de afgeronde perfectie van In the Mood for Love. Zijn keuze om de nostalgische Hongkong-couleur locale te combineren met een sf-visioen dat Chow heeft geschreven, maken van 2046 een veellagig, maar soms ook heterogeen waagstuk. Je geeft je er moeilijker aan over dan bijvoorbeeld aan zijn vroege meesterwerk Chungking Express. Maar het weerbarstige karakter en de grote schoonheid ervan roepen wel het verlangen op de film te herzien, beter te leren kennen, te doorgronden — net als een nieuwe geliefde.

Avondjurken
Vooral de beelden in 2046 zijn subliem. Met grote precisie filmt Wongs vaste cameraman Christopher Doyle close-ups van een zwarte handschoen, zijden kousen, de hooggesloten satijnen avondjurken en kringelende sigarettenrook. Prachtig is bijvoorbeeld de manier waarop de dochter van hoteleigenaar Jing Wen geïntroduceerd wordt: we zien slechts haar voeten in hooggehakte schoenen heen en weer lopen, terwijl ze Japanse zinnetjes oefent. Hier valt Doyle’s detailfilmerij samen met een fetisjistische blik van Chow zodat onherroepelijk ook de toeschouwer wordt verleid.

Voor Jing Wen schrijft Chow het sciencefictionverhaal dat zich afspeelt in 2046. Dit jaartal heeft voor Hongkong speciale betekenis: dat is vijftig jaar na overdracht aan China, en tot die tijd zou er volgens de autoriteiten niets aan de stad veranderen. Chows verhaal speelt zich af in een trein op weg naar een plek waar herinneringen kunnen worden teruggevonden, omdat daar altijd alles bij hetzelfde blijft. De hoofdpersoon hoopt daar zijn verloren liefdes te herzien, en vanzelfsprekend is die hoop ijdel.

2046 is niet zozeer een vervolg op In the Mood for Love. Ze is (vrij naar Judith Herzberg) eerder een ‘gevolg’ van haar voorganger te noemen. Wie Wongs vorige film heeft gezien, begrijpt beter Chows tweeslachtige houding ten opzichte van de liefde. Hij neemt zich voor zich niet meer in een vrouw te verliezen, en bij elk van de relaties die hij in 2046 heeft, blijkt hoe moeilijk dat is.

Liefde is ook in Wongs nieuwste film weer een liedje van onvervuld verlangen. De briljante melancholieke sfeer die hij door middel van het spel, het camerawerk, de montage en de muziekkeuze creeërt is zo overtuigend, dat je hem wel haast gelijk moet geven.