Maart 2005, nr 264
Filmfestival Berlijn
Weerspannige wolken
Soms gaat het op filmfestivals over seks, of politiek, of voetbal, zoals directeur Dieter Kosslick graag zei van de Berlinale van dit jaar. Maar die ging natuurlijk eigenlijk over wolken.
Gouden Beer-winnaar U-Carmen eKhayelistsha.
"Er is niets wat verandert van vorm als de rotsen, als het niet de wolken waren", citeert de Franse president François Mitterand Victor Hugo in Le promeneur du champs de mars van Robert Guédiguian, een van de competitiebijdragen aan de 55e Internationale Filmfestspiele Berlin. En in een andere competitiefilm ging het ook al over wolken: The wayward cloud van Tsai Ming-liang, uiteindelijk bekroond met de Zilveren Beer voor een bijzondere artistieke prestatie, de naar de oprichter van de Berlinale vernoemde Alfred Bauer-prijs voor 'een film die erin slaagt de filmkunst in een nieuwe richting te bewegen' en de FIPRESCI-prijs van de internationale filmkritiek voor beste competitiefilm. (Voor meer prijzen zie kader).
Tsai noemde zijn wolk weerspannig en dat is hoe wolken moeten zijn. Een andere Franse dichter was niet zo dol op wolken. Volgens Alphonse de Lamartine lag de poëzie op straat en was het daarom jammer dat zoveel dichters haar in de wolken zochten.
Wie in Berlijn op zoek wil naar grillige en eigenzinnige films kan beter de competitie en zijn publiciteitscentrifuge links laten liggen en gaan schatgraven in de parallelle programma's van Panorama en Forum.
En ook daar ging het over wolken.
Zeilbootje
Waar het Lamartine natuurlijk eigenlijk om ging was waarnemen. Dichters moesten meer kijken naar de wereld om hen heen in plaats van zich te verliezen in metafysische bespiegelingen over zaken ver weg en zo ongrijpbaar als wolken. Iedereen die als kind wel eens op zijn rug in een weiland heeft gelegen en omhoog heeft gekeken, weet hoe verleidelijk het is om zich te verliezen in dat voortdurend veranderende wattenlandschap. Nu eens mee te rijden tussen de bulten van een kameel, tot die langzaam vervloeien in een zeilbootje dat je veilig verder vaart naar een rotspartij van wit en grauw.
In zijn nieuwste film 10 skies laat de Amerikaanse experimentele-filmveteraan James Benning (1942) ons 100 minuten lang naar wolken kijken. De film vormt een mooi tweeluik met het ook al in Rotterdam vertoonde 13 lakes, dat volgens hetzelfde procédé 13 filmrollen lang de blik op 13 Amerikaanse meren richtte. Benning ziet niets anders in de wolken dan wat wij, de toeschouwers erin zien. Hij keek scherp, en liet ons er daardoor helder naar kijken.
Eerst zijn zijn shots bewegende aquarellen, verf in water, de mist en rook in een glazen bol waaruit je nooit de toekomst kunt voorspellen.
Dan ga je je erover verbazen dat van zoiets ogenschijnlijk onbeweeglijks als de lucht (Benning filmde het meeste vanuit zijn achtertuin in Zuid-Californië, verwacht dus geen westerstormen) in tien minuten tijd het eerste en het laatste frame zo totaal kunnen verschillen. In tien minuten kan de hemel opentrekken of geheel verdwijnen achter ondoordringbare, woest kolkende materialisaties.
Radiogolven
Wolken zijn sterke metaforen natuurlijk. Oerbeelden van onze beeldspraak, net als de strak blauwe lucht waar 'geen wolkje aan' is. En ze schieten allemaal door je gedachten voordat je achterover valt in het gras en alleen nog maar kijkt naar die ontast- en onaantastbare landschappen, bergpartijen, grotten, sneeuwvelden. Er zijn gezichten. En opeens ga je begrijpen waarom in oude verhalen de mensen de vier winden namen en gezichten gaven en dikke wangen waaruit ze hun stormen over de aarde bliezen. Het geluid van de wind wordt een ademhaling. In. Uit. In. Uit.
De door Benning samengestelde soundtrack klinkt als radiogolven, die als vanzelf uit atmosferische staticiteit opklinken, met de wolken als luidsprekers.
En dan worden ze Rohrschachvlekken om je gemoedstoestand aan te meten. Je geestelijke gezondheidstoestand. Het is heel makkelijk om ergens in een wolk snel een oog te zien en de wolk wordt een spook dat knipoogt.
Wat heb ik nog meer gezien:
* een aap die zijn neus snuit
* een Japanse demon
* een poedel met een geitensikje
* een doodshoofd met een clownsneus
* een blikopener
* twee Berlijnse beren die op het punt staan elkaar te kussen en dan door de wind uiteen worden gedreven
Benning omschrijft zijn films zelf niet als experimenteel, of documentair omdat ze de 'werkelijkheid' filmen. Hij omschrijft ze als 'narratives', een van de woorden die Amerikanen voor speelfilms gebruiken en wat nu steeds vaker wordt gebruikt voor het soort film dat geen fictie of documentaire in traditionele zin is, maar wel een vertelling heeft.
De vertelling in 10 skies wordt net als in 13 lakes door de toeschouwer gemaakt. Waar stond de camera, wat bleef er buiten beeld, hoe is dat specifieke moment in tijd en ruimte vastgelegd. De films gaan net zozeer over wat er te zien is als wat er niet te zien is. Ze zijn zowel reflexief als zelfreflexief.
In Berlijn omschreef Benning beide films als anti-oorlogsfilms, "omdat ze over de antithese van oorlog gaan, over de schoonheid die door oorlogen vernietigd wordt".
Dana Linssen